Nu de coronajournaals, cijfers, tabellen en grafieken minder en minder ons dagelijks leven besturen en we de deur weer uit mogen zonder ons daar schuldig over te voelen, is het tijd om te kijken naar wat de grote woorden van politici, columnisten en andere deskundigen over blijvende verandering hebben opgeleverd. Ik zal maar vast een tipje van de sluier lichten: bijzonder weinig.

Grote crises hebben door de geschiedenis heen vaak gezorgd voor snelle en blijvende ontwikkelingen van technologische, morele en politieke aard. Zo luidden de verschillende pestepidemieën tussen 1350 en 1450 het begin in van de Renaissance, was de destructie van Europa tijdens de Napoleontische Oorlogen en de uiteindelijke Engelse overwinning in die oorlogen een van de belangrijkste aanleidingen voor de Industriële Revolutie. De economische crisis in het interbellum en de beurskrach van 1927 speelden een belangrijke rol in de opkomst van Hitler en zijn NSDAP en alle gevolgen van dien. De versnelde ontwikkeling van de atoombom, het gebruik daarvan in Hiroshima en Nagasaki en alle technologische ontwikkeling die nodig was om dit proces te voltooien resulteerden in de zogeheten ‘space race’. Voor de duidelijkheid, hierbij noem ik de ontwikkeling en het gebruik van een atoombom en de destructie die dat op heeft geleverd een crisis. Ten slotte hebben de aanslagen op 11 september 2001 geleid tot een enorme toename in surveillance-technologie in ons dagelijks leven en een manier van denken die, zeker in de VS maar ook daar buiten, hebben gezorgd voor een samenleving die meer gedreven wordt door angst. Angst voor het onbekende en het onzekere leidt tot een agressievere houding tussen mensen, landen, groepen en volken. Waar angst regeert is een terugval naar nationalisme en vreemdelingenhaat een kleine stap en eentje waarvan we hebben kunnen zien dat die over de gehele westerse wereld is gezet in de afgelopen 10 jaar. Of het nou gaat om Trump’s America First, Brexit, de manier waarop de EU-leiders om zijn gegaan met de vluchtelingencrisis van 2015 en daarna of om de opkomst van nieuwe politieke partijen in Nederland (FvD, PVV), Duitsland (AfD), Oostenrijk (FPÖ), Italië (Lega, Vijfsterrenbeweging), of de hernieuwde interesse in partijen als die van Le Pen in Frankrijk of de Wever in België. Tegen mijn eigen politieke cynisme in hoopte ik dat een crisis als deze de ware kracht van internationale samenwerking en de instituties die daar bij horen zou tonen. Niets is minder waar. Binnen de EU is de vinger in deze crisis precies op de zere plek gelegd die haar critici al jaren proberen uit te buiten, namelijk dat wanneer nationale belangen moeten worden afgewogen tegen internationale afspraken, het systeem waar sinds 1948 zorgvuldig aan gebouwd is praktisch onmiddellijk in elkaar dondert. Zo geschiedde. Hoewel overleg sporadisch nog wel aan de orde was tussen de in hun eigen huizen opgesloten politici van de verschillende lidstaten, koos eenieder zijn eigen weg. Met verschillende tijdschema’s, maatregelen en altijd een wijzend vingertje over en weer rolden de EU-ministers en staatshoofden over elkaar heen om maar aan te geven dat zij, als land, de beste manier hadden om de crisis te bestrijden terwijl de buurlanden het toch echt wel beter konden doen.

De afgelopen periode waarbij het dagelijks leven op straat, in de kroeg, op scholen en universiteiten en op het werk grotendeels stil heeft gelegen ligt nu, hopelijk, achter ons. In een periode van bijna 3 maanden lang zijn we gewend geraakt aan wekelijkse persconferenties, strengere en aflopende maatregelen waarbij ambivalentie en noodzaak hand in hand gingen. Waarin ik mezelf vertelde aan anderen te denken maar ook echt wel aan mezelf dacht door binnen te blijven, weinig mensen te zien en maar die handen te blijven wassen. Het gevoel van sociale controle was groter dan ooit. Als ik zelf buiten was, was er de ergernis over mensen die geen afstand houden, met teveel bij elkaar in het park zitten of niet even kunnen wachten in de rij bij de supermarkt. Bleef ik binnen, dan voelde ik me goed over mezelf maar ergerde ik me kapot aan de mensen in de treinen naar Zandvoort, in parken en bij meren, aan de zwemplekken in Amsterdam die moesten worden ontruimd door boa’s en politie.

En nu dan? Zoals het er nu op lijkt zit het ergste er op en stukje bij beetje keert het leven terug naar een wereld waarbij we niet denken aan hoeveel bedden er nog vrij zijn op de IC’s maar aan waar we gaan eten vanavond of waar nog een plekje vrij is in de kroeg. De wereld zou toch onherkenbaar veranderd zijn nadat het virus ons zou hebben verlaten? Op microniveau lijkt het er op dat men (en ikzelf ook) vooral zo snel mogelijk terug wil naar het oude. De oude patronen van werk, sport, vrienden, uitgaan en noem het maar op. Op macroniveau is er helaas nog weinig te zeggen over wat het resultaat zal zijn voor de wereld en onze samenleving na deze crisis. Hoewel wij het in Nederland en grote delen van Europa niet meer zo voelen, staat de wereld erger in brand dan het de afgelopen maanden heeft gestaan. In Amerika, Rusland, Brazilië en grote delen van de rest van Zuid-Amerika zijn dagelijks nog duizenden doden te betreuren. Of het wanbeleid van enkele van deze wereldleiders daar invloed op heeft gehad moet later blijken, maar geholpen heeft het hoe dan ook niet. Maar de waarde van deze crisis in de vooruitgang van de internationale samenleving is nog lang te bepalen, in ieder geval niet totdat enkele van de bovengenoemde landen ook in wat rustiger vaarwater komen.

Waar het gaat om de blijvende veranderingen in onze samenleving heb ik wel een paar dingen waar ik voor zou willen pleiten en ook voor zou willen strijden. Een inclusievere samenleving waarbij jong en oud, rijk en arm, hoog- en laagopgeleid elkaar beter leren begrijpen en accepteren, ongeacht de kleur van hun huid, de afkomst van henzelf, hun ouders of voorouders. Waarbij mensen elkaar kunnen helpen zonder voorwaarden, niet alleen door mee te betalen aan belastingen die er voor kunnen zorgen dat mensen die het nodig hebben een mager bijstandsuitkerinkje kunnen krijgen, maar dat zij de kans krijgen om mee te doen en bij te dragen aan een beter bestaan voor henzelf en daarmee ook voor de mensen om hen heen en de samenleving als geheel. Wie zijn wij om te oordelen over mensen of andere landen wanneer wij in een van de rijkste landen ter wereld nog dagelijks mensen naar voedselbanken en daklozenopvang laten gaan. Hoe kunnen we tegen mensen uit Syrië en Irak zeggen dat ze hier niet naar binnen mogen als dit soort landen volledig overhoop liggen en elk woord dat ze zeggen een ‘one-way ticket’ naar de gevangenis of het vuurpeloton is. Hoe is het uit te leggen dat onze ouderen in een bejaardentehuis maar één of twee keer per week gewassen kunnen worden omdat onze zorg zo nodig geprivatiseerd moest worden en er dus geen geld is om genoeg mensen in te huren zodat ook deze mensen een minder dan mensonterend bestaan hoeven leiden zonder daar bakken met geld voor te betalen in een private instelling. Het is maar een klein deel van de dingen waar deze “buitenproportionele crisis”, de “ergste sinds WOII”, iets aan zou kunnen veranderen. Maar voorlopig lijkt het alsof alles er op gefocust is om terug te keren naar de wereld van november 2019, en de kansen die dit biedt onbenut te laten.

 861 total views,  1 views today